Vroeg.

Vanochtend, voordat mijn wekker zou afgaan, hoorde ik vogels fluiten. Precies zoals mijn eigen wekker dat iedere ochtend doet. Het was zó identiek dat ik mij afvroeg of de wekker niet moest worden uitgezet. Dat zou nog minstens een half uur duren. Het maakte me vrolijk. Net als de zon die ik bij de buren in de ramen zag schitteren. Mijn kat die mij ervan wilde vergewissen dat het hoe dan ook tijd was om op te staan. Het kopje koffie dat ik dronk bij mijn ontbijt. De verse sinaasappelsap die ik maakte om tijdens deze pandemie zo gezond en fit mogelijk te blijven.

Misschien ontstonden deze observaties omdat ik gisteravond ben begonnen aan een boek waar ik al geruime tijd aan beginnen wilde: Altruïsme.

Want hoezeer deze Corona-crisis ook aspecten van medemenselijkheid lijkt aan te wakkeren, tegelijkertijd lijkt er ook precies het tegenovergestelde te ontstaan. Met minder plezier las ik sommige stukken in krant of media omdat ik er niet altijd een positieve energie van kreeg.

‘Altruïsme mag niet worden verbannen naar het rijk van de halfzachte naïevelingen’ zo startte de inleiding. Daar sluit ik me bij aan. Net als dat ik denk dat je niet zelf weinig hoeft te verdienen om op te komen voor de minder bedeelden in de samenleving. Of dat je ergens niet iets van mag ‘vinden’ vanuit jouw eigen perspectief, als je daarmee geen andere mensen schaadt.

Ik geloof dat je eigen ervaringen en wereldbeeld waardevol kunnen zijn.

Zie o.a. Ricard M. Altruïsme. De kracht van compassie.

Previous
Previous

Associaties.

Next
Next

Anosmie.